Het Fries kun je horen op radio en televisie, lezen in kranten, romans en dichtbundels, en leren op basisscholen, middelbare scholen en universiteiten. Toch spreken kinderen op schoolpleinen steeds minder Fries. Hoe gaat het met de tweede overheidstaal van Nederland?

"De grootste vijanden van het Fries zijn de gewone Friezen"

Het Fries en de Friese beweging in de 21ste eeuw

Marc van Oostendorp

(Dit artikel verscheen in Onze Taal, mei 2006. Er bestaat ook een niet door mij geautoriseerde vertaling/bewerking in het Drents van dit artikel)

"Friezen zijn echte Nederlanders", zegt Jabik van der Bij van de Ried fan de Fryske Beweging (RfdFB), een koepel van organisaties die zich inzetten voor het Fries. "Als er iemand in de buurt is die hun taal niet kent, passen ze zich aan." Dus gebruiken Friezen steeds meer Nederlands — ook in hun eigen provincie. "De helft van de kinderen in een gemiddelde Friese schoolklas beheerst het Fries nog wel. Maar op het schoolplein wordt meestal Nederlands gesproken."

De ontwikkelingen gaan snel, bevestigt Tineke Bergstra, een creatief therapeute die voorzitter is van de Jongereinferiening Frysk Ynternasjonaal Kontakt (FYK), een vereniging die regelmatig bijeenkomt met jongeren uit andere minderheidstaalgebieden in Europa, zoals Catalonië in Spanje, Zuid-Tirol in Italië en Wales in het Verenigd Koninkrijk. "Ik sprak met mijn klasgenootjes bijna alleen maar Fries. In de klas van mijn zes jaar jongere zus werd al veel meer Nederlands gesproken."

Optimist

In deze tijd van mondialisering en toenemende dominantie van het Engels maken sommige mensen zich zorgen over de toekomst van het Nederlands. Maar hoe staat een veel kleinere taal als het Fries ervoor? Haalt die taal het einde van deze eeuw wel? En hoe zetten Friezen zich voor hun taal in?

"De toekomst van het Fries", zegt Johannes Kramer, fractievoorzitter van de Fryske Nasjonale Partij (FNP) in de Provinciale Staten van Friesland, "kun je zien als een glas dat halfvol is of halfleeg. Ik ben een optimist, voor mij is het glas halfvol." In vergelijking met andere minderheidstalen in Europa doet het Fries het lang niet slecht, vindt Kramer. "In Baskenland is het percentage sprekers van de streektaal veel kleiner. We hebben hier in de afgelopen decennia toch ook een aardige infrastructuur opgebouwd. In het onderwijs wordt aandacht aan de taal besteed, en er zijn radio- en televisieprogramma's in het Fries. Net als elders in Nederland neemt de belangstelling voor de nationale omroep af ten gunste van de regionale zenders."

Aan de andere kant zijn er ook landen in Europa waar men het volgens Kramer nog beter aanpakt. "Ons voorbeeld zijn onze vrienden in Wales. Daar zijn de mensen nog wat taalbewuster. Ze hebben er uitgebreidere lespakketten en een beter media-aanbod, met bijvoorbeeld meer tv-programma's voor kinderen."

Stokje

Kinderen hebben de aandacht van iedereen die zich inzet voor het Fries. "Als we niet voldoende moeite doen om het Fries door te geven aan de volgende generatie, wordt het lastig", vindt Jabik van der Bij van de RfdFB. "Je ziet nu al dat het Fries niet alleen in kwantiteit achteruit gaat — men spreekt minder Fries — maar ook in kwaliteit. Je hoort veel hollandismen. Want ook in dat opzicht zijn Friezen echte Nederlanders: ze gebruiken graag leenwoorden."

Volgens Van der Bij gaan Friezen er te vaak van uit dat kleine kinderen de taal niet beheersen. "Ik kwam onlangs met mijn kleinkinderen bij de bakker in Sneek. De vrouw achter de toonbank sprak eerst met mij in het Fries, maar toen ze zich tot de kinderen wendde, zei ze: 'Willen jullie ook een broodje?' In het Nederlands, alsof het Fries per definitie niet de taal van kleine kinderen kan zijn. De grootste vijanden van het Fries zijn soms de gewone Friezen."

Johannes Kramer van de FNP denkt er ook zo over: "Taal is een stokje in een estafetterace: je moet het steeds aan de volgende generatie doorgeven. De Friezen hebben het zelf in de hand. Als het Fries in gevaar komt, kunnen ze dat uiteindelijk alleen aan zichzelf wijten."

Economie

Het is een paradoxale situatie: de afgelopen decennia heeft de Friese beweging veel van haar oorspronkelijke doelstellingen bereikt. De taal is door de Nederlandse overheid erkend, mag worden gebruikt in alle vormen van onderwijs (van groep 1 van de basisschool tot en met de universiteit), wordt als schrijftaal gebruikt en is te horen op radio en tv. Tegelijk spreken procentueel minder mensen in Friesland de taal dan toen al deze voorzieningen er nog niet waren.

"De provinciale elite zou als een voorhoede moeten optreden in de strijd om het Fries te behouden, maar ze is daar nauwelijks mee bezig", meent Piet Hemminga, die als bestuurskundige werkt op de Fryske Akademy, het wetenschappelijk instituut dat de Friese taal en cultuur bestudeert. "De Friese beweging is sterk verzwakt." Volgens hem kwam de Friese beweging, die in de negentiende eeuw was ontstaan om de Friese taal en cultuur te emanciperen, versterkt uit de Tweede Wereldoorlog. "Voor de oorlog had je allemaal kleine clubs die nauwelijks met elkaar optrokken. Tijdens de oorlog heeft men besloten dat men beter kon samenwerken en onmiddellijk na de bevrijding is men gezamenlijk als de Ried fan de Fryske Beweging naar buiten getreden."

"Er is in die eerste decennia ook veel bereikt. De overheid legde meer belangstelling voor het Fries aan de dag, waardoor de Friese beweging kon professionaliseren. Zo is een instelling als Afûk (Algemiene Fryske Ûnderrjocht Kommisje), die ooit beginnen is als een clubje vrijwilligers dat lessen Fries wilde geven, inmiddels uitgegroeid tot een professionele cursus- en uitgeversorganisatie." Maar vanaf het begin van de jaren tachtig kwam de klad in de beweging. "De belangstelling van de politiek verlegde zich van de taal en de cultuur naar bijvoorbeeld het milieu of de economie."

Kaai en faam

In Duitsland is het lot de Friese taal minder goed gezind geweest. In het uiterste noorden, niet ver van Denemarken, vestigden Friezen zich in de achtste en de elfde eeuw na Christus. Nog steeds zijn er ongeveer achtduizend Friestaligen in dit gebied, maar hun taal is verdeeld in zes onderling sterk verschillende dialecten, die Noord-Fries genoemd worden en overigens voor een Nederlandse Fries nauwelijks te verstaan zijn. "Je kunt geen boeken in hét Noord-Fries uitgeven", zegt Jarich Hoekstra, hoogleraar Fries aan de universiteit van het Duitse Kiel. "Je zou het in minstens drie of vier verschillende dialect moeten doen, maar ieder dialect heeft slechts zo'n duizend sprekers. Daar wil geen uitgever zich aan branden."

Sommige Noord-Friese dialecten staan letterlijk op uitsterven. Er zijn geen jonge mensen meer die ze nog geleerd hebben en dus kunnen ze ook niet meer aan nieuwe generaties worden doorgegeven: als de laatste spreker zijn adem uitblaast, zal het dialect van de aardbodem verdwenen zijn. Maar ook de paar dialecten die nog wel door jonge ouders thuis gesproken worden, hebben het moeilijk. "Als Nederlandse Fries betreur ik dat wel", zegt Hoekstra. "Ik hoor toch de overeenkomsten met mijn eigen taal: ook de Noord-Friezen noemen een sleutel een 'kaai' en een meisje een 'faam'. Maar er is waarschijnlijk weinig te doen tegen het uitsterven van zo'n dialect."

Toch probeert Hoekstra zijn steentje bij te dragen. "We hebben besloten hier in Kiel een woordenboek van de Noord-Friese dialecten te maken. Het moet geen streng wetenschappelijk werk worden, maar een uitgave voor een breder publiek. Als de dialectgebruikers dat willen, kunnen ze zo gemakkelijker schrijven in hun eigen taal."

Aanvoerdersrol

De Noord-Friezen kijken natuurlijk begerig naar hun taalgenoten in Nederland, waar men zo veel meer tot stand heeft gebracht. Toch vormt de beweging in Friesland lang geen eenheid. De Ried fan de Fryske Beweging, ooit een grote koepel van alle organisaties die ertoe deden, is nu slechts één van de vele groepen. Jongeren worden nu eerder lid van Tineke Bergstra's FYK, die het hen mogelijk maakt naar het buitenland te reizen. Tijdens de bijeenkomsten van de FYK en haar zusterorganisaties in het buitenland wordt over de moeilijkheden gepraat die sprekers van minderheidstalen in verschillende Europese landen ondervinden, maar daarnaast is er voor de deelnemers ook tijd om de lokale kroeg te bezoeken. Het FYK is niet vertegenwoordigd in de Ried.

De Fryske Nasjonale Partij — volgens de onderzoeker Hemminga "de politieke tak van de beweging" — wil de aanvoerdersrol evenmin op zich nemen. "Je kunt ons niet vereenzelvigen met de Friese beweging. Daarmee zouden we ook de andere politieke partijen geen recht doen", meent fractievoorzitter Kramer. "Ook daar zetten mensen zich inmiddels in voor het Fries." Toen ruim een jaar geleden het voorstel kwam om de 'kerndoelstellingen' voor het onderwijs Fries op de basisschool — de minimumeisen waaraan een leerling aan het eind de school zou moeten voldoen — te verlagen, werd dit voorstel na een lobby van onder meer de Ried fan de Fryske Beweging met een ruime meerderheid door de Provinciale Staten verworpen.

Kramer ziet de politieke doelstellingen van zijn partij, die inmiddels zeven zetels in de Staten bezet en bij de gemeenteraadsverkiezingen in maart 9,5% van de stemmen behaalde, bovendien veel ruimer dan het verdedigen van de taal. "Wij zijn niet socialistisch en niet liberaal, maar federalistisch. We vinden dat veranderingen niet van bovenaf moeten worden doorgevoerd, door de overheid zoals de socialisten menen, of door het bedrijfsleven zoals de liberalen willen, maar van onderop, vanuit de bevolking zelf. Friesland hoeft niet zelfstandig te worden, maar Friezen moeten wel zelfstandiger denken."

Ontzet van Leiden

De nadruk op het kleinschalige vind je veel aanhangers van de Friese beweging. Jabik van der Bij van de RfdFB vindt bijvoorbeeld dat er op scholen niet alleen meer aandacht zou moeten komen voor de Friese taal, maar ook bijvoorbeeld voor de Friese geschiedenis. "Veel lesmethodes zijn te veel vanuit de Randstad bedacht. Toen ik op school zat, leerden we wel van alles over het Ontzet van Leiden, maar niet dat de Spanjaarden ook in Friesland zijn geweest."

Waarom is het belangrijk dat kinderen iets over de geschiedenis van hun eigen streek leren? "Ik ben lange tijd onderwijzer geweest", zegt Van der Bij, "en ik ben ervan overtuigd dat een kind de wereld niet goed kan leren kennen, als hij niet dicht bij huis begint." Piet Hemminga van de Fryske Akademy: "Ik vind het achteraf vreemd dat ik op school nauwelijks iets te weten kwam over de eigen economie of aardrijkskunde: dat we wel de namen van allerlei buitenlandse rivieren leerden, maar niet die van onze eigen streek. Ik had op de middelbare school een leraar Nederlands, Jan J. Bijlsma, die nota bene zelf in het Fries publiceerde. Maar over de Friese literatuur hoorden we niets."

Uitsterven

Wat mogen we voor de toekomst voor het Fries verwachten? Niemand durft het te voorspellen. "We kunnen", aldus Hemminga, "alleen achteraf constateren dat er al minstens honderd jaar geprofeteerd wordt dat het Fries binnenkort zal uitsterven, en dat al die voorspellingen niet zijn uitgekomen."

"De komende tien, twintig jaar worden heel belangrijk", vindt Johannes Kramer van de FNP. "Gaat de nieuwe generatie het Fries overnemen? De politiek kan er alleen voor zorgen dat de voorwaarden goed zijn — dat het mogelijk is om Fries te leren en dat ouders en leerkrachten daar ook de zin van inzien."

"Redelijkerwijs zullen kleine talen in de moderne wereld uitsterven", zegt Jarich Hoekstra van de Universiteit van Kiel. "Dat zal dus ook wel met het Fries gebeuren, hoe jammer ik dat ook vind. Maar dat gebeurt in Nederland niet op korte termijn, en ook niet binnen honderd jaar. Het Fries zal mij in ieder geval overleven."

55 jaar na 'kneppelfreed'

Bijna 55 jaar geleden, op 16 november 1951, raakte een menigte demonstranten bij een rechtszaal in Leeuwarden slaags met de politie die hen onder andere met gummiknuppels te lijf ging. Deze dag wordt 'kneppelfreed' ('knuppelvrijdag') genoemd, en algemeen beschouwd als de belangrijkste dag in de geschiedenis van de Friese beweging.

In de rechtszaal stond op die dag de dichter en journalist Fedde Schurer terecht, omdat hij een rechter zou hebben beledigd. De rechter had een veearts verboden om in de rechtszaal Fries te spreken, en Schurer had dit onder andere "kinderachtig" en "beledigend" genoemd.

In de nasleep van deze zaak werd het in de loop van de vroege jaren vijftig af en toe tamelijk onrustig in de hoofdstad van Leeuwarden. Om de gemoederen enigszins te bedaren werd in 1955 het gebruik van het Fries in het lager onderwijs toegestaan, en in 1956 het gebruik van het Fries in de rechtszaal. Dit vormde feitelijk de eerste officiële erkenning van het Fries door de Nederlandse overheid.